Muziekgeschiedenis en Luistercursussen

grote componisten
Informatie over de cursus

Deze cursus biedt de mogelijkheid om kennis te maken met verschillende muziekstijlen geplaatst in historisch perspectief. Dat betekent dat de muziekgeschiedenis behandeld wordt vanaf de Middeleeuwen tot aan de 21ste eeuw. U maakt kennis met de grote componisten als Bach, Mozart, Beethoven, Schubert, Schumann, Brahms. Chopin, Liszt, Debussy, Ravel en Messiaen. Met luistervoorbeelden wordt u wegwijs gemaakt in diverse muziekgenres zoals symfoniën, koorwerken en kamermuziek. Het cursusaanbod kan ook dienen als voorbereiding op een concertbezoek.

Een voorproefje over grote componisten die werken schreven voor de piano

De piano is een heerlijk instrument om voor te schrijven. Heel veel componisten hebben schitterend voor dit instrument geschreven, zowel solo-repertoire als in kamermuziekverband of als solo-instrument met orkest.

Componistenportretjes
Domenico Scarlatti (Napels,1685 – Madrid,1757)

Scarlatti kreeg de eerste muzieklessen van zijn vader Alessandro, die ook componist was. Op zijn 16e jaar Domenico al organist en componist aan het koninklijk hof in Napels. Rond 1708 vertrok hij naar Venetië, waar hij studeerde en de kost verdiende als klavecinist. Venetië was een welvarende stad met een rijk en gevarieerd cultuurleven. Door zijn werk kwam hij in aanraking met grote beeldende kunstenaars en componisten zoals Antonio Vivaldi. Scarlatti had veel zelfvertrouwen en was trots op zijn klavecimbeltechniek. In zijn 555 sonates voor klavecimbel en tegenwoordig verrassend goed uitgevoerd op de piano bevat vaak één bepaalde technische moeilijkheidsgraad, daarom noemde hij ze zelf vaak “Esercizi”, oefeningen. In 1720 werd Scarlatti kapelmeester aan het hof te Lissabon en klavecimbelleraar van prinses Maria Barbara. Toen zij in 1729 koningin van Spanje werd, verhuisde hij met haar meenaar het hof in Madrid. De invloed van de Spaanse gitaarmuziek tijdens het verblijf in Portugal en Spanje is in diverse sonates goed te horen, Scarlatti schreef de helft van zijn sonates in de laatste 5 jaar van zijn leven.

Johann Sebastian Bach (Eisenach,1685 – Leipzig,1750)

Johann Sebastian werd geboren in een familie waarin veel leden het vak van musicus uitoefenden. Het lag voor de hand dat Johann ook musicus zou worden, zijn vader leerde hem vioolspelen. Bach kreeg zijn eerste klavecimbel- en theorielessen van de broer van zijn vader, Johann Christoff, die organist was en die zijn voogd werd toen zijn ouders gestorven waren. Op enkele vroege werken na schreef Bach zijn klavecimbelmuziek toen hij al wat ouder was. Misschien wel zijn grootste werk voor toetsinstrument was “Das Wohltemperiertes Klavier”, 2 bundels met 48 preludes en fuga’s; hij schreef ze in 1722. Bach was ook de eerste componist die klavierconcerten schreef, in totaal schreef hij 16 klavecimbelconcerten voor zijn muzikale zoons en leerlingen. In Bach’s tijd werd het klavecimbel vaak gebruikt voor het begeleiden maar Bach schreef heel veel solowerken zoals de Frans- en Engelse suite’s, partita’s en toccata’s. Over het ontstaan van de “Goldbergvariaties” bestaat een aardig verhaal: de Russische ambassadeur in Dresden, graaf Keyserlingk, leed aan slapeloosheid en liet voordat hij naar bed ging de klavecinist Johann Goldberg -een leerling van Bach- komen om voor hem te spelen. De graaf vroeg Bach om nieuwe muziek te schrijven voor zijn verzameling rustgevende stukken en dat werden deze variaties. Voor Anna Magdalena, Bach’s tweede vrouw, schreef hij twee bundels met klavecimbelstukken, om te studeren maar ook voor haar plezier. Veel stukken van Bach worden nog steeds bij de pianostudie gebruikt.

Ellen speelt 2e deel uit Klavierconcert in f moll van J.S. Bach Klaas Hoek – harmonium

Wolfgang Amadeus Mozart (Salzburg,1756 – Wenen,1791)

Mozarts vader Leopold was zelf musicus en componist. Wolfgang toonde al heel jong zijn muzikaliteit door achter het klavier te gaan zitten om liedjes te spelen en naar de klank te luisteren. Al heel snel begon zijn vader hem les te geven en ging Wolfgang samen met zijn 5 jaar oudere zus Nannerl, die toen al een volleerd klaveciniste was, op reis. In 1762 deed vader Leopold München en Wenen aan. In de drie volgende jaren bereisde Leopold Mozart en zijn “Wunderkinder’ Europa, met optredens in oa. Mannheim, Den Haag, Brussel, Londen en Parijs waar ze feestelijk aan het Franse hof werden onthaald. Mozart’s jeugd was een opeenvolging van lange postkoetsreizen en overnachtingen in herbergen. Ook wist de jonge muzikant tussendoor nog te componeren, de eerste klavierstukken werden uitgegeven in 1763, toen hij nog maar zeven jaar oud was. Op zijn twaalfde had hij reeds drie opera’s, zes symfonieën en 100 andere werken geschreven. Mozart beschikte over meerdere talenten tegelijk: een verbluffend muzikaal gehoor, een fenomenaal geheugen en een aangeboren stijlgevoel en muzikaal oordeel. Zijn muzikale inventiviteit was ongeëvenaard, de muziek leek als vanzelf uit hem te komen, en als hij eenmaal iets had opgeschreven bracht hij daar zelden wijzigingen in aan. Dit in tegenstelling tot Beethoven, die bijna al zijn grote composities grondig corrigeerde en herschreef. Mozart zag zichzelf vooral als operacomponist en concertpianist, hij heeft enkele van de beste opera’s in de wereld geschreven en schreef maar liefst 27 pianoconcerten, ook om zelf wat te spelen te hebben, de eerste op zijn elfde en de laatste in het jaar dat hij overleed. In de jonge jaren van Mozart was het klavecimbel nog een gangbaar instrument maar aan het einde van de 18e eeuw werd het door de piano verdreven. Al Mozarts latere klavierwerken zijn dan ook echt voor piano geschreven zoals de 17 solosonates, waar we ook de bekende “Turkse Mars” kunnen terugvinden (het derde deel in de sonate KV 331). Ook speelt de piano een belangrijke rol in de kamermuziek met strijkers en blazers die Mozart schreef. Op het voorblad van zijn vioolsonates staat zelfs: sonates voor piano en viool! Mozart heeft geen makkelijk leven gehad, hij trouwde met Constanze, wat niet de goedkeuring had van zijn vader. Ook had hij veel schulden tijdens zijn huwelijk en verhuisde hij vaak. Wellicht was dit te wijten aan het zwervende bestaan in zijn vroege jeugd. Toen hij stierf was er geen geld voor een fatsoenlijke begrafenis en werd hij begraven in een ongemerkt armengraf in Wenen.

Ludwig van Beethoven (Bonn,1770 – Wenen,1827)

Beethoven kreeg de eerste lessen van zijn vader. De vijfjarige Ludwig maakte geweldige vorderingen en toen hij zeven was trad hij al op aan het hof van Bonn. Later kreeg hij les van de organist Christiaan Gottlob Neefe – die zo verstandig was om hem te laten kennismaken met de werken van J.S. Bach – die erg enthousiast was over zijn leerling. Hij was ervan overtuigd, dat als Ludwig zo doorging een “tweede Mozart” zou worden. In 1783 publiceerde Beethoven zijn eerste compositie, een serie variatie’s. In 1787 ging Beethoven voor het eerst naar Wenen en ontmoet Mozart. Mozart was ervan overtuigd dat Beethoven wel eens heel succesvol kon worden, vooral nadat hij hem had horen improviseren op de piano. Beethoven moest onverhoeds terugkeren vanwege ziekte van zijn moeder. Bij terugkomst bleek Mozart te zijn overleden waardoor hij lessen nam bij anderen zoals Joseph Haydn. Beethoven werd al snel bekend in de hoogste kringen van Wenen en stond bekend als zeer temperamentvol en als uitzonderlijk goed pianist. In 1794 componeert hij zijn op. 1, een serie pianotrio’s, voor viool, cello en piano. Behalve grote werken zoals de pianosonates en de 5 pianoconcerten componeerde Beethoven ook eenvoudiger werken zoals de bekende bagatelle “Für Elise”. Toen hij in 1796 een concert gaf in Praag kreeg hij voor het eerst last van oorsuizingen. Twee jaar later werden de eerste tekenen van doofheid merkbaar. Na 1808 was hij door zijn doofheid gedwongen om op te houden met openbare recitals en concentreerde hij zich geheel op het componeren. Door zijn ziekte kon hij alleen nog maar schriftelijk converseren en raakte steeds geïsoleerder. De muziek van Beethoven is veel onvoorspelbaarder dan alle muziek die daarvoor geschreven is. Hij werd dan ook de eerste muzikale revolutionair, Beethoven probeerde in zijn muziek het wezen van de mens te leggen, en wel op een geheel nieuwe wijze. Het gebruikelijke idioom vond hij te beperkt en daarom ging hij op zoek naar nieuwe, voor die tijd radicale expressievormen.

Franz Schubert (Wenen,1797 – Wenen,1828)

Schubert speelde goed piano, maar hij heeft nooit pianoconcerten geschreven. Wel heeft hij ons onder meer vijftien pianosonates, acht impromptu’s, zes moment musiceaux en twee bundels met “Valses nobles en valses sentimentales” nagelaten. Ook componeerde hij heel veel stukken voor piano vierhandig zoals de bekende Fantasie in f. Dit kwam waarschijnlijk omdat Schubert de twee dochters van de rijke familie Esterházy pianoles gaf. In de vredige zomer van 1818 verbleef hij met de familie in hun kasteel Zseliz en schreef veel pianoduetten voor de zusjes. Zijn gelukkigste momenten beleefde Schubert tijdens de muziekavondjes bij vrienden in huis, hij was als pianist daarvan het middelpunt en zijn vrienden noemden deze avondjes dan ook “Schubertiaden”. In 1821 stond hij op het punt een succesvol componist te worden, maar zijn werk werd nog steeds als te modern beschouwd. Maar toen zijn eerste liederen “Gretchen am Spinnrade”en “Erlkönig” werden gepubliceerd was er toch een doorbraak. Schubert bleek in staat te zijn om in de inhoud van de tekst te “verklanken” in de pianobegeleiding, dat was op deze wijze nog niet eerder vertoond! Later volgden de liederencyclie “Die schöne Müllerin” (1824) en “Die Winterreise”(1827). In zijn laatste levensjaar volgt nog het “Schwanengesang”. Ook heeft hij prachtige kamermuziek geschreven: twee pianotrio’s en een pianoquintet op basis van zijn lied “Die Forelle”. De pianomuziek van Franz Schubert klinkt altijd zangerig, niet zo vreemd voor een componist die zo van liederen hield! Franz Schubert ligt begraven naast Beethoven die hij zeer bewonderde en op wiens begrafenis hij een jaar eerder nog één van de dragers was geweest.

Felix Mendelssohn (Hamburg,1809 – Leipzig,1847)

Als kleinzoon van een vooraanstaande joodse filosoof en als zoon van een succesvolle bankier genoot Felix Mendelssohn de welstand van een welvarend gezin uit de middenklasse en alle voordelen van een beschaafde gemeenschap. Hij was de tweede van vier kinderen waarvan de oudste, Fanny, een bijna net zo volleerde pianist was als haar broer. Maar naast zijn geniale muzikaliteit liet Felix later in zijn leven een grote vaardigheid als illustrator, schilder en schrijver zien. Toen hij twaalf was werd hij door zijn leraar harmonieleer Carl Zelter in contact gebracht met Goethe, waarop zich een warme vriendschap ontwikkelde tussen de jongen en de toen al 72-jarige dichter. Felix had toen al een aantal composities op zijn naam staan zoals de ouverture voor de “Sommernachtstraum”. In 1829 gaf hij de eerste uitvoering van de “Matthäuspassion” sinds Bach’s dood waarop Berlioz zei: “Er is een God -Bach- en Mendelssohn is zijn profeet”. Later dat jaar speelde hij het vijfde pianoconcert (het Keizerconcert) van Beethoven en begint aan een reis van drie jaar door Europa. Hij bezoekt Engeland, Schotland, Frankrijk en Italië. Deze reizen hebben heel duidelijk hun weerslag in de latere composities, denk aan de Schotse Symfonie, de Ouverture die “Die Hebriden” (door Mendelssohn zelf uitstekend bewerkt voor piano vierhandig) en de Italiaanse Symfonie. In Rome ontmoet hij Franz Liszt en in Parijs Chopin. In deze periode begint hij met het schrijven van pianomuziek waaronder de bekende “Lieder ohne Worte” waarmee hij onmiddellijk faam verwierf. Ook schrijft hij twee pianoconcerten. In 1835 wordt hij dirigent van het beroemde Gewandhausorchester in Leipzig. Twee jaar later trouwt hij en met Cécile Jeanrenaud met wie hij vijf kinderen krijgt. Hierop volgt een periode met veel successen, ook schrijft hij zijn bekende vioolconcert, terecht Mendelssohn’s meest geprezen bijdrage aan de klassieke orkestmuziek. En Mendelssohns werken zijn prachtig, er wordt wel eens gezegd, Mendelssohn schreef om het gehoor te bekoren. Dit is één van de redenen waarom hij, in tegenstelling tot vele van de grote componisten, tijdens zijn korte leven door critici én het publiek werd toegejuicht.

Robert Schumann (Zwickau,1810 – Endenich,1856)

Robert Schumann was de jongste zoon van August Schumann, schrijver en vertaler van romantische literatuur. Hij was erg succesvol maar hij leed aan zenuwinzinkingen. Robert’s moeder, die hem zijn eerste muzieklessen gaf, verkeerde in “overdreven romantische en sentimentele sferen” en had soms agressieve buien. Toen Robert zes jaar was pleegde zijn zus zelfmoord en kort daarna overleed zijn vader. Met een dergelijke instabiele achtergrond is het niet zo verwonderlijk dat Schumann zijn hele leven bang is geweest voor krankzinnigheid en zelfmoord. Ondanks de buitengewone muzikaliteit van Robert besloten zijn ouders dat hij rechtsgeleerde moest worden. Hij bezocht de universiteit van Leipzig om rechten te studeren maar al snel bleek dat de rechtenstudie niets voor hem was. In 1828 neemt hij pianoles van Friedrich Wieck en werd medeleerling van Wiecks negenjarige dochter Clara, die toen al zeer begaafd was. Zijn eerste uitgegeven pianowerk zijn de “Abegg-variaties”, de achternaam van pianiste Meta Abegg, die hij op een bal had ontmoet. Daarna volgden “Papillons”, een bundel met 12 lichtvoetige pianostukken. In zijn pianowerken dragen alle stukken titels, vaak met een literaire of autobiografische achtergrond. Een mooi voorbeeld is het stuk “Carnaval”, waarin Schumann probeert een carnaval probeert uit te beelden waarin de impulsieve Florestan en de bedachtzame Eusebius ten tonele verschijnen, die als twee kanten van zijn eigen persoonlijkheid beschouwd kunnen worden. Schumann wilde de beste pianovirtuoos van Europa worden, daarom bedacht hij een apparaat om zijn 4e vinger soepeler te maken, de gevolgen waren desastreus. Hij kreeg een blessure aan zijn rechterhand en kon zijn carrière wel vergeten. Schumann was zoals gezegd,al aan het componeren en ook was hij een belangrijk deel van zijn leven redacteur en invloedrijk muziekrecensent van het “Neue Zeitschrift fúr Musik”, waarin hij de loftrompet stak over de romantische componisten zoals Chopin, Schubert en Brahms. De composities van Schumann laten zich chronologisch indelen: in de jaren 1830 schreef hij de meeste pianowerken (op. 1 t/m op.23) o.a. “Kreisleriana”, “Fantasiestücke”, “Kinderszenen”, de “Etudes symphonique” en “Davidbündlertänze”. In 1840, het jaar waarin hij trouwde met gevierde concertpianiste Clara Wieck, de dochter van zijn vroegere pianoleraar, schreef Schumann 183 liederen, later gebundeld in de liederencycli “Liederkreis”, “Frauenliebe und leben” en “Dichterliebe”. Al deze liederen zijn muzikaal een eindeloze bron van verrukking. Hierna volgen de symfonische werken en de koorwerken, maar de beste kennismaking met Schumann blijft zijn pianoconcert in a klein dat hij schreef voor zijn geliefde Clara: een tijdloze compositie dat voor talloze muziekliefhebbers de deur naar klassieke muziek heeft geopend. Datgene wat Schumann zijn hele leven vreesde werd aan het einde van zijn leven bewaarheid; in 1854, inmiddels verhuist naar Düsseldorf, doet hij een zelfmoordpoging door in de Rijn te springen en overlijdt twee jaar later in een privé-kliniek in Endenich, bij Bonn.

Ellen speelt Arabesque op.18 van Robert Schumann

 

Frédéric Chopin (Warschau,1810 – Parijs,1849)

Chopin begon op zijn zevende met pianospelen en bijna onmiddellijk ging hij zijn eigen melodieën maken. In datzelfde jaar, 1817, werd zijn eerste compositie gepubliceerd: een Poolse dans in g-klein; uit dit werkje blijkt al een onwaarschijnlijk pianistische aanleg voor een jongetje van 7 jaar. Om het talent verder te ontwikkelen stuurde zijn vader hem naar het Conservatorium van Warschau. In 1829 reisde Chopin via Wenen (waar hij succesvolle optredens had) naar Parijs om daar vriendschap te sluiten met de leiders van de Romantiek, zoals Hector Berlioz, de operacomponist Bellini met zijn belcanto-stijl en de weergaloze pianovirtuoos Franz Liszt. Chopin werd door zijn tijdgenoten beschouwd als een uitzonderlijk pianist en als een originele en getalenteerde componist. Hij had het geluk te leven in een tijd waarin de piano steeds verder werd verbeterd. Elke technische verbetering werd door hem onmiddellijk benut in zijn unieke, briljante pianospel: de technische ontwikkeling van zijn spel en het componeren gingen hand in hand. Zo kon hij uitgroeien tot een echte pianocomponist. Frédéric Chopin leefde in een tijd dat de meeste mensen in Europa erg trots waren op hun eigen vaderland en componisten, schrijvers en beeldende kunstenaars drukten die vaderlandsliefde ook in hun kunstwerken uit. Dat Chopin’s geboorteland Polen was, kunnen we duidelijk horen in de krachtige ritme’s van de Poolse volksmuziek zoals de mazurka’s, walsen en polonaises. Over vaderlandsliefde gesproken: in de zg. “Revolutie-etude” kun je duidelijk horen hoe kwaad Chopin was op de Russen omdat zij Warschau hadden ingenomen… Een andere belangrijke invloed in zijn muziek is de Italiaanse belcanto-traditie die hij tijdens zijn verblijf in Parijs leerde kennen en in veel van zijn melodieën te horen is, met name in zijn schitterende nocturnes. Een ander aspect wat ongetwijfeld te maken heeft met deze belcanto-traditie is het gebruik van rubato wat Chopin als één van de eerste componisten voorschrijft in zijn composities. Rubato wil zeggen: een vrije interpretatie van de maat betrekking hebbend op de melodie terwijl de begeleiding zich streng aan de maat houdt. Op deze wijze kreeg de melodie veel meer zeggingskracht. Chopin schreef hoofdzakelijk werken voor de piano en twee pianoconcerten, slechts een aantal liederen en een cellosonate. De kern van zijn oeuvre ligt bij de 24 preludes, zijn twee serie’s van 12 etudes, de 4 balladen en de 4 scherzi. Zijn muzikale nalatenschap en de invloed die hij had op het pianorepertoire is dan ook ongeëvenaard.

Franz Liszt (Raiding,1811 – Bayreuth,1886)

Franz Liszt werd geboren in het tegenwoordige Hongarije,in een Duitse familie. Franz begon op jonge leeftijd stukken te componeren en kon met steun van rijke beschermheren naar Wenen om daar les te krijgen van C. Czerny (die we allemaal wel kennen van de etudes) die op zijn beurt weer les had gehad van Beethoven. In Wenen heeft Liszt Schubert en ook Beethoven ontmoet. In 1823 verhuisde de familie Liszt naar Parijs. De jaren erna waren gevuld met heel veel concerten, hij leerde Berlioz en Victor Hugo kennen. In 1831 hoorde hij de beroemde vioolvirtuoos Paganini spelen en besloot hetzelfde niveau te willen bereiken op de piano. Het jaar erna maakte hij kennis met het spel van Frédéric Chopin, een belangrijke ontmoeting voor Liszt. In deze periode begon hij een relatie met gravin Marie dÁgoult, die haar man verliet voor Liszt en met wie hij drie kinderen kreeg. Liszt is één van de belangrijkste romantische componisten. Hij raakte geïnspireerd door grote onderwerpen en zijn muziek heeft dan ook een verhalend karakter. Ook is het componist met verschillende gezichten; van heel intieme pianowerken (b.v. de “Consolations”) tot werken die het uiterste van de pianist vergen. Het is dan ook niet toevallig dan Schumann de Etudes d’execution transcendante omschreef als “gevreesde studiestukken voor hooguit tien of twaalf pianisten ter wereld”. Door zijn virtuositeit op de piano raakten met name veel vrouwen in de ban van Liszt; zijn spel werd wel omschreven als van een duizelingwekkende pracht, die de luisteraar onderwerpt aan een kracht die niemand kan weerstaan. Zijn pianostukken “Années de pélérinage” gaan over zijn reizen naar Italië en Zwitserland, landschapsschilderingen gecombineerd met literaire thema’s zoals de Sonnetten van Petrarca. Wat lichtvoetiger van aard zijn de Hongaarse rapsodieën, waarin we zijn voorliefde voor de Hongaarse volksmuziek kunnen horen. Franz Liszt was een meester in het bewerken van composities van tijdgenoten (transcriptie’s), bijvoorbeeld liederen van Schubert en Schumann, het werd nu mogelijk om deze stukken voor piano-solo uit te voeren. Wat maakt deze transcriptie’s zo bijzonder? Liszt bleek in staat zijn eigen pianistiek toe te voegen zonder het origineel aan te tasten. Ook heeft hij de symfonieën van Beethoven voor piano-vierhandig bewerkt, niet zo gek als je bedenkt dat het publiek op deze wijze kennis konden maken met het grote werk. Aan het eind van zijn bewogen leven trok Liszt zich terug in het klooster en werd Abbé Liszt. De compositie’s die hij in deze periode schreef, zijn ontdaan van alle opsmuk; introverte stukken zonder duidelijke tonaliteit.

Ellen speelt Consolation nr.3 van Franz Liszt

 

 Johannes Brahms (Hamburg,1833 – Wenen,1897)

De vader van Brahms speelde contrabas in een Hamburgs orkest. Van hem kreeg Johannes zijn eerste muziekonderwijs. Vader Brahms was van plan om zijn zoon op te leiden voor orkestmusicus maar toen bleek dat Johannes erg goed piano speelde, liet hij dat plan varen. Johannes maakte snelle vorderingen en begon op zijn twaalfde eigen composities te bedenken. Hij groeide op in een arm gezin; toen hij van school kwam moest hij zoveel mogelijk geld verdienen met pianospelen in kroegen en danslokalen in de havenwijk van Hamburg. Deze slechte ervaring is hem zijn hele leven bijgebleven al vinden we de Hongaarse volksmuziek die hij in de kroeg gehoord moet hebben veelvuldig terug in zijn latere composities. In 1851 ontmoette hij Eduard Reményi, een kleurrijke jonge violist van Hongaarse afkomst met wie hij op concerttournee ging en die hem voorstelde aan de beroemde violist Joseph Joachim die werkelijk versteld stond van de muziek van Brahms. Later zou deze violist de vioolsonates en het vioolconcert van Brahms veelvuldig uitvoeren. Joachim die Brahms een warm hart toedroeg, schreef aanbevelingsbrieven naar Liszt en Schumann waarin hij meldde dat er een “nieuwe ster is verschenen aan het muziekfirmament”. De ontmoeting met Liszt was echter geen groot succes, hij was niet erg onder de indruk van de muziek van Liszt en hij voelde zich bovendien niet zo op zijn gemak in het huishouden. Toen er een uitnodiging kwam van de Robert en Clara Schumann aarzelde Brahms dan ook erg lang. Toen hij toch in 1853 naar Düsseldorf afreisde werd hij zeer hartelijk ontvangen. Schumann was erg onder de indruk van de muziek van Brahms, noemde “de jonge adelaar’ en schreef een lovend artikel in het “Neue Zeitschrift für Musik”. Het jaar daarna kreeg Robert Schumann een zenuwinzinking en probeerde zichzelf van het leven te beroven. Brahms reisde onmiddellijk af naar Clara om haar bij te staan. Hoewel het niet in zijn bedoeling lag werd hij na korte tijd verliefd op haar. Clara waardeerde de steun van Brahms maar hield hem wel op een veilige afstand. In dit jaar schrijft hij de variaties op een thema van Schumann voor piano vierhandig, opgedragen aan Julie, de dochter van Clara en Robert. Brahms was voor zichzelf niet makkelijk; “herschrijf elke compositie net zolang tot er geen maat meer te verbeteren valt”, dat zei hij tegen zijn studenten en zelf deed hij dat ook. Het duurde dan ook twintig jaar voordat hij zijn eerste symfonie voltooide. Die overigens de bijnaam “de tiende van Beethoven” kreeg. Misschien ligt daar wel de kern van zijn muzikale persoonlijkheid, hij had een strenge muzikale opleiding gekregen en hoewel hij in zijn jonge jaren erg gefascineerd was door Schumann, zag hij toch wel in dat die nieuwe romantische stijl niets voor hem was. Het is wel aardig om te noemen dat er in deze tijd twee stromingen van componisten in Duitsland waren: de ene stroming schreef in een hoog-romantische stijl, de andere was meer klassiek gericht en kwam direct na Beethoven. De invloedrijke Weense muziekrecensent Eduard Hanslick schreef dat de eerste symphonie van Brahms enenergiek en sterk is, een geweldige structuur heeft en een meesterlijke techniek die groter is dan die van alle hedendaagse componisten”. En dan te bedenken dat die hedendaagse componisten mensen waren als Liszt, Wagner, Tsjaikovsky, Verdi en Dvorák! Op deze wijze kreeg Hanslick het voor elkaar dat deze componisten tot elkaars vijanden werden gemaakt…. Toen in 1859 de eerste uitvoering van zijn pianoconcert plaatsvond met Brahms aan de piano had het helaas geen succes, het zou 20 jaar duren voordat Brahms zijn tweede pianoconcert zou schrijven. Tegenwoordig zijn het stukken die niet meer weg te denken zijn uit het romantisch repertoire voor de pianist! Naast het grote repertoire wat Brahms schreef zoals “Ein Deutsches Requiem” (geschreven nadat zijn moeder was gestorven), het vioolconcert, de serenades en de symfonieën heeft hij een enorme bijdrage geleverd aan het solo-pianorepertoire: rapsodieën, intermezzi, capriccio’s, variatiewerken en sonates. Niet te vergeten piano vierhandig: o.a. Hongaarse dansen en “Liebeslieder”. De piano speelt ook een waardige rol in kamermuziek van Johannes Brahms, zijn piantrio’s, pianokwartetten en het pianoquintet en niet te vergeten zijn viool-, altviool- en cellosonates; krachtige werken met een enorme innerlijke schoonheid. We herinneren ons Brahms als de klassieke componist na Beethoven die zich tot de romantiek bekeerde. Brahms heeft een uniek en overtuigend eerbetoon gebracht aan de klassieke meesters en tegelijk een rijke nalatenschap gecreëerd voor de generaties die na hem zouden komen.

Claude Debussy (St. Germain-en-Laye,1862 – Parijs,1918)

Debussy werd geboren boven het porseleinwinkeltje van zijn ouders, hij groeide op in vrij armoedige omstandigheden. Debussy is begonnen met pianospelen maar toen hij zestien was zag hij pianospelen niet meer als zijn grootste ideaal. Hij heeft dan al enkele liederen geschreven en korte instrumentale composities. Hij improviseert graag op de piano en verdiept zich in de harmonieleer en de piano blijft voor Debussy als componist heel belangrijk. Debussy heeft in zijn leven dan ook heel veel pianomuziek geschreven. In 1880 wint hij de Prix de Rome, gaat naar Rome en ontmoet Franz Liszt die hem laat kennismaken met oude religieuze muziek van Orlando di Lasso en Palestrina. Debussy wordt wel een impressionistische componist genoemd en de kritiek die Debussy vaak moest aanhoren was dat men zijn werk veel te vaag vond. Tijdens de wereldtentoonstelling in Parijs in 1889 hoorde Debussy voor het eerst een Japans gamelan-orkest. Deze gebeurtenis is van grote invloed geweest op Debussy, de exotische sfeer die deze muziek uitstraalde heeft zijn gehele oeuvre sterk beïnvloed. Het gebruik van melodie, harmonie en ritme was in die dagen op die manier nog niet eerder vertoond. Dat gold ook voor de wijze waarop hij zijn orkeststukken heeft geïnstrumenteerd. De titels die hij aan zijn werken gaf waren visueel getint zoals Arabesque (versiering), Reflets dans l’eau (spiegelingen in het water), Nuages (wolken), Cathédrale engloutie (de verzonken cathedraal) en Des pas sur la neige (voetstappen in de sneeuw). In 1906 zei Debussy het volgende: “Muziek heeft een voordeel op de schilderkunst: ze kan elke variatie aan kleur en licht samenbrengen en bovendien is ze in beweging, terwijl een schilderij noodgedwongen statisch is”. Debussy geloofde dat zijn kunst altijd moest gaan over kleur en ritme, hij vertrouwde op zijn instinct en zijn oren en hij bracht een unieke gevoelswereld in de muziek.

Maurice Ravel (Ciboure,St. Jean-de-Luz,1875 – Parijs,1937)

Maurice Ravel, tijdgenoot van Claude Debussy, werd geboren in een havenplaatsje in het Baskische gedeelte van Frankrijk. Zijn vader, van oorsprong een Zwitser, was ingenieur, zijn moeder was van Baskische afkomst. Toen Maurice een paar maanden oud was verhuisde het gezin naar Parijs. In 1889 werd Ravel toegelaten tot het conservatorium waar hij piano en compositie studeerde bij Gabriel Fauré en Emmanuel Chabrier aan wie hij later diverse pianostukken opdroeg. Zijn eerste belangrijke werk was “Pavane pour une infante défunte” voor piano. Later volgde het schitterende “Jeux d’eau”. De felbegeerde Prix de Rome ging meerdere keren aan zijn neus voorbij hoewel hij meedong met zijn macabere en fantastische “Gaspard de la nuit”, tegenwoordig beschouwd als één van de onbetwiste meesterwerken van de 20e-eeuwsw pianomuziek. De afwijzing van Ravel veroorzaakte dan ook een enorme rel en eindigde in het ontslag van de directeur van het conservatorium. Ravel vond al vroeg in zijn loopbaan zijn eigen stijl, gepolijst en met een uiterst zwiterse precisie maar geenszins levenloos of saai, getuige de nachtmerrieachtige sfeer in “Gaspard de la nuit”, de betoverende “Rapsodie Espagnole”, de haast waanzinnige “La Valse” en de kokende razernij van het pianoconcert voor alleen de linkerhand. Hij is met zijn pianocomposities een geheel nieuwe weg ingeslagen zoals Chopin dat een eeuw eerder had gedaan, voortgebouwd op de pianistiek van Franz Liszt. In bijna al zijn muziek voor orkest of piano, (Ravel was een geniale instrumentator: de meeste van zijn pianowerken heeft voor orkest georkestreerd), vinden we kleurrijke klankbeelden die worden opgeroepen door onconventionele en betoverende harmonieën. Ondanks de superieure kwaliteit van zijn composities is de “Boléro” zijn beroemdste werk. Hij weet daarin een bewonderenswaardige variatie aan te brengen in een melodie van maar 32 maten.

Ellen speelt Valses Nobles et Sentimentales (fragment) van Maurice Ravel

Belá Bartók (Nagyszenmiklós,1881 – New York,1945)

Toen Bartók jong was maakte Hongarije deel uit van het Habsburgse rijk. Zijn geboorteplaats ligt tegenwoordig in Roemenië. Bartók bracht zijn jeugd door op het platteland waar hij veel volksmuziek hoorde, die later een belangrijke rol zou spelen in zijn composities. Op achttienjarige leeftijd vertrok hij naar Boedapest om piano aan het conservatorium te gaan studeren. In 1904 schreef hij de op Liszt geïnspireerde rapsodie voor piano en orkest. In dezelfde periode bouwde hij zijn belangstelling voor volksmuziek uit tot een waar onderzoeksproject. Samen met zijn vriend en collega Zoltán Kodály maakte hij een aantal pelgrimstochten naar de verste uithoeken van Europa, op zoek naar volksliedjes. De belangrijkste vondsten deed Bartók in de Hongaarse gemeenschappen, aan de voet van de Karpaten. Daar maakte hij voor het eerst kennis met authentieke, onbedorvan Hongaarse muziek die veel oorspronkelijker was dan de aangepaste muziek die de “zigeunerorkesten” inboedapest speelden. Het verzamelen en in kaart brengen van deze muziek was voor Bartók bijna net zo belangrijk als zijn eigen composities, waarop de volksmuziek overigens een grote invloed kreeg. De individuele stijl van Bartók is in feite ontstaan door een samensmelting van Oosteuropese volksmuziek en de formelere klassieke muziek. De muzikale ideeën die hij op zo’n succesvolle manier wist in te passen waren al honderden jaren oud, en toch heeft Bartók een enorme invleod gehad op de 20e-eeuwse muziek die alleen is geëvenaard door Stravinsky. Zijn verdienste was dat hij niet probeerde de muziek “bij te schaven”: de de ritme’s werden niet verzacht en de onregelmatige melodische patronen en traditionele kerktoonladders die de westerlingen zo vreemd in de oren klonken, paste hij niet aan. In het “Concert voor orkest” heeft Bartók een onuitwisbare indruk gemaakt, zijn 6 strijkkwartetten zijn revolutionair. Dat geldt eveneens voor de solowerken voor piano zoals de “Roemeense dansen”, de “Suite”,de drie pianoconcerten, de “Sonate voor twee piano’s en slagwerk” en niet te vergeten zijn serie van zes boeken, de “Mikrokosmos”, een belangrijke bijdrage aan het piano-onderwijs.