Nieuwe compositie in première
Stichting Oude Groninger Kerken viert vijftigjarig jubileum met compositie van Ellen Dijkhuizen
Muzikale ode aan de Groninger kerken
In 2019 bestaat de Stichting Oude Groninger Kerken vijftig jaar. Dit gouden jubileum is aanleiding voor terugkijken, vooruitzien en natuurlijk vooral: vieren! Aan componiste Ellen Dijkhuizen werd opdracht verleend tot het maken van een bijzondere feestcompositie, waarin een ode aan de eeuwenoude kerken wordt gebracht. Deze nieuwe compositie gaat in première tijdens de officiële verjaardagsviering van de Stichting Oude Groninger Kerken, op 13 mei aanstaande. Het Kamerorkest van het Noorden en Jong Vocaal Groningen tekenden voor de uitvoering van het muziekstuk.
De verjaardag van de Stichting Oude Groninger Kerken
Aanleiding tot de oprichting van de stichting, in 1969, was de deplorabele staat van kerken op het Groninger platteland destijds. Doelstelling werd: het instandhouden van kerken, en bevorderen van belangstelling ervoor. In 2019 heeft de stichting meer dan 90 bijzondere kerken in bezit, en brengt zij deze collectie onder de aandacht als bakens van betekenis. Voortdurend wordt het publiek uitgenodigd betekenis te geven aan de oude kerken, om zo draagvlak en gebruik te stimuleren.
Het scheppen van cultuur en nieuwe betekenis vindt een vanzelfsprekende weg in muziek, en muziek is vanzelfsprekend in de oude kerken. Daarom heeft de Stichting Oude Groninger Kerken gekozen voor een belangrijke rol voor deze nieuwe jubileumcompositie in haar verjaardagsviering.
Première op maandag 13 mei in de Der Aa-kerk te Groningen
(besloten uitvoering-alleen voor genodigden)
Uitvoering op zondag 26 mei in de Nicolaikerk te Appingedam
in het kader van Festival Terug naar het Begin
Aanvang 18.00 uur
Voor meer informatie en kaarten zie website Terug naar het Begin
klik op Terug naar het Begin
Uitvoerenden
Het Kamerorkest van het Noorden is een professioneel, jong en dynamisch Groninger orkest dat een bezetting heeft van veertien strijkers en vijf blazers. Het koor Jong Vocaal Groningen voert het predikaat ‘NFK Topkoor’ van het Nederlands Koren festival en staat onder leiding van Merlijn Wackers.
Ellen Dijkhuizen aan het woord
Inleiding
Het jaar 2019 is voor de Stichting Oude Groninger kerken een bijzonder jaar, de Stichting bestaat 50 jaar en dat gaat gevierd worden! Dat het voor mij persoonlijk ook een bijzonder jaar zou gaan worden had ik van te voren nooit kunnen bedenken. In de aanloop naar het Jubileumjaar 2019 kwam directeur Peter Breukink met de vraag of ik ervoor voelde om voor de Groninger Kerken een jubileumcompositie te schrijven. Dit heb ik ervaren als een hele eer. Tegelijkertijd begon met deze uitnodiging een zoektocht naar mijn verbinding met het Groninger landschap. Geboren en getogen op het Hoogeland ben ik opgegroeid in een omgeving van kerken en orgels. Als heel jong kind kwam ik al vaak in de kerk en hoorde het orgel spelen tijdens de kerkdienst. Nog steeds kan ik de gemeentezang en die speciale geur die daar hing, zo in mijn gedachten oproepen. Tijdens mijn studietijd in Groningen en ook lange tijd daarna bleef het Groninger land mij trekken. Het lijkt wel alsof dat het nu, wonende naast de Dorpskerk uit de 13e eeuw in Zandeweer en zo’n 3 km hemelsbreed van de kerk waar ik als kind naar het orgel luisterde, zo moest zijn.
Achtergronden
Tijdens het lezen over de historie van de Groninger kerken door de eeuwen heen viel mij als snel één iemand op: Roelof Huisman uit Baflo. Een bijzonder iemand, beter bekend als Rudolf Agricola (1443-1485) met voor zijn tijd een vooruitziende blik, een absolute vernieuwer. Een veelzijdig man die afkomstig uit het Groninger land door heel Europa reisde en onder andere studeerde in Leuven, Pavia en Ferrara. Ook bemoeide hij zich met de bouw van het orgel in de Martinikerk in Groningen en componeerde hij muziek. Bescheiden als hij was verbaasde hij zich erover dat hij zeer gewaardeerd werd door zijn tijdgenoten. Na het lezen van zijn brieven, opnieuw uitgebracht en vertaald in het Nederlands door Fokke Akkerman en Adrie van der Laan, kwam ik er gaandeweg achter wie hij was. Het was boeiend om te lezen hoe hij tijdens zijn verblijf in het buitenland zijn contacten onderhield met zijn vrienden in de kloostergemeenschappen in Groningen. Ook is bijzonder dat hij, ondanks dat hij het Grieks en Latijn feilloos beheerste, op latere leeftijd het Hebreeuws is gaan bestuderen om de Psalmen in de oorspronkelijke taal te kunnen lezen. Zo kwam ik op de gedachte nog verder terug te gaan in de tijd, terug naar de oorsprong van onze westerse christelijke muziek.
Gregorius de Grote
Gregorius de Grote, die Paus was van 589 tot 604, heeft niet alleen maatschappelijk veel betekend vanwege zijn bestuurlijke en diplomatieke kwaliteiten, ook heeft hij grote naamsbekendheid gekregen vanwege de veranderingen in de muziek van de Romeinse liturgie. Het christendom was onder vele volkeren wijd verbreid maar er heerste geen liturgische eenheid. Paus Gregorius ordende en systematiseerde totdat de kerkzang tot een smaakvolle eenheid gerangschikt was. Dit alles liet hij neerschrijven in het zogenaamde Antiphonarium wat met een gouden ketting aan het altaar in de Sint Pieter bevestigd was. Vanaf 850 was voor eeuwig zijn naam aan deze verzameling verbonden: het gregoriaans wat zuiver vocaal en eenstemmig klinkt en zijn wortels heeft in de Joodse Synagogemuziek. Om van het voortbestaan van zijn levenswerk verzekerd te zijn richtte hij de Schola Cantorum op. Dit was een opleidingsinstituut voor zangers die voor de verbreiding van de juiste zangwijze en de door mondelinge overlevering vastgestelde melodieën moesten zorgen.
Guido van Arezzo
De van oorsprong Franse Benedictijn Guido van Arezzo (991-1033) wordt beschouwd als één van de belangrijkste grondleggers van de muzieknotatie. Hij werd onderwezen in de abdij van Pomposa, nabij Ferrara in Noord Italië. Omstreeks 1025 werd hij aangesteld om muziekonderricht te geven aan de Schola Cantorum van de kathedraal in Arezzo. Daar merkte hij dat de leerlingen moeite hadden met het onthouden van de toonhoogte. Om dit te leren gebruikte hij de Hymne van de Benedictijnse monnik Paulus Diaconus (722-799) geschreven voor het feest van Johannes de Doper op 24 juni. Iedere zin van het eerste couplet begint met een van de zes opeenvolgende noten van de diatonische toonladder. Als geheugensteun voor zijn leerlingen bij het onthouden van de toonladder nam hij de beginlettergrepen van de eerste zes zinnen van het gedicht. Zo kregen de noten de namen Ut, Re, Mi Fa, Sol en La zoals hieronder te zien is:
UT queant laxis
REsonare fibris
MIra gestorum
FAmuli tuorum,
SOLve polluti
LAbii reatum, Sancte Ioannes.
Ut werd vervangen door Do, wat de afkorting is van Dominus = Heer en vanwege de open klank van dat woord. Alleen Franse musici gebruiken nog steeds Ut. Later werden de S en de I (Si) van Sancte Ioannes nog toegevoegd voor de zevende noot. Daarmee was de toonladder compleet.
Paulus Diaconus
Paulus Diaconus, ook wel Warnefridi genaamd, is vooral bekend als geschiedschrijver van de Longobarden. Hij bracht een groot deel van zijn leven door in het klooster van Monte Cassino ten zuiden van Rome. Toen hij op een Heilige Zaterdag het Exsultet moest zingen voor de zegening van de paaskaars, kon hij geen geluid uitbrengen door plotselinge heesheid. Volgens de legende schoot hem de geschiedenis van de vader van Johannes de Doper te binnen. Ook Zacharias was een tijdlang zijn stem kwijt geweest. Toen de engel Gabriël hem de geboorte van een zoon verkondigde, geloofde hij hem niet, omdat hij en zijn vrouw Elisabet al op hoge leeftijd waren. Voor zijn ongeloof werd hij met stomheid gestraft tot acht dagen na de geboorte. Pas nadat hij op het feest van de besnijdenis, gevraagd naar de naam van het kind, ‘Johannes’ had opgeschreven, werd ‘zijn tong losgemaakt’, vertelt de evangelist Lucas. Daarop zong Zacharias een lofzang. Het wonder van Zacharias’ genezing was kennelijk te danken aan Johannes. Paulus Diaconus hoopte dat de Doper hem ook zijn stem zou willen teruggeven. Daarom schreef hij een hymne voor het feest van zijn geboorte. In het eerste couplet van ‘Ut queant laxis’ smeekt hij de heilige om hulp. Een vrije vertaling van het eerste couplet is: ,,Opdat uw dienaren uw wondere daden kunnen bezingen met soepele stembanden, verlos hun onreine lippen van schuld, o heilige Johannes”.
De Hymne en de Groninger Kerken
Met het opnieuw stilstaan bij deze Hymne, die aan de basis heeft gestaan van de gehele ontwikkeling van de Westerse muziek, en die daarmee ons tonale gehoor heeft bepaald, deze Hymne zou de verbinding kunnen zijn met de traditie die voor de Groninger kerken waardevol is.
Op zoek naar het Johannesfeest op 24 juni in de Liber Usualis, het grote verzamelwerk van de gregoriaanse gezangen uit de 11e eeuw, vond ik de Hymne, wat lofzang aan God betekent, terug. Nu werd mijn zoektocht een stuk concreter; behalve de melodie kreeg ik meerdere teksten tot mijn beschikking wat me veel meer onderwerpen gaf om muzikaal uit te werken. Het bracht me tot de keuze om een puur vocaal gegeven, het gebruik van steeds dezelfde melodie, in een diverse instrumentale context te plaatsen. Behalve dat het geweldig is om de Hymne weer in volle glorie te laten klinken wil ik vooral ook de betekenis van de tekst in een door mij gekozen nieuwe muzikale identiteit de ruimte geven. Zo is het couplet met het ongeboren kindje nog in moeders schoot, een wiegelied. Op deze manier, door het maken van meerdere varianten op de bestaande melodie door het nemen van vrijheden in ritme en tijd, gebruik van diverse toonsoorten en harmonische wendingen, afhankelijk van de betekenis van de tekst in de verschillende coupletten, is er een nieuwe compositie geboren: De Muzikale Ode aan de Groninger Kerken.
“…. de menselijke geest heeft de verschillende banen van de sterren leren kennen en hun invloed en hun macht. Hij heeft ook de harmonie ontdekt achter de snelle wenteling van de hemelsferen, een harmonie die te zuiver is om door onze grove oren te worden opgevangen, een harmonie die hier op aarde tot uitdrukking kan worden gebracht in klanken die samen melodieën vormen en ritme’s die volgend de regelmaat kunnen worden afgemeten….”
Citaat van Rudolf Agricola
Ellen Dijkhuizen